Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [41]Hij heeft Zijn hand [42]uitgestrekt [43]over de zee, Hij heeft de koninkrijken [44]beroerd; de HEERE [45]heeft bevel gegeven [46]tegen Kanaan, om haar sterkten te verdelgen. 41. Te weten de Heere. 42. Te weten om te slaan. 43. Dat is, over de stad Tyrus in de zee gelegen. Anders, over de schepen der zee, die gewoon zijn te Tyrus te handelen. 44. Dat is, in roer gesteld, of bewogen tegen Tyrus op te staan. 45. Te weten, den vreemden koninkrijken, of koningen; dat is, God heeft zulks dien volken ingegeven, en Hij drijft hen daartoe, gelijk boven hfdst.13 vs.3, en 2 Sam.16:11,12. Zie de aantekening aldaar. 46. Dat is, tegen de Tyriers, Kanaans nakomelingen uit Sidon; Gen.10:15. Anderen: de Heere heeft een koopman bevel gegeven, verstaande, Nebukadnezar, of Alexander de Grote. Anderen, tegen de koopstad. In de betekenis van koopman wordt het woord Kanaan genomen boven vs.8 en elders.